Waarom ziet iedereen anders?
Vollere kleuren, beter nachtzicht, verbeterd contrast - voor een beter gebruik van ons volledig zichtpotentieel.
Of het nu gaat om kleurperceptie, dieptezicht of nachtzicht, dit verschilt van persoon tot persoon. Waarom verschillen de visuele prestaties zo erg van persoon tot persoon, en hoe kunnen we ons zicht verbeteren en ervoor zorgen dat we van ons volledig zichtpotentieel kunnen genieten?
Sommige mensen hebben een visus van 20/20, terwijl anderen problemen hebben om kleuren te onderscheiden of om diepte te zien. Waarom bestaan er zulke grote verschillen in visuele prestaties? Op voorwaarde dat hun ogen gezond zijn, hebben jonge mensen die bijziend of verziend zijn een perfect zicht als hun bril correct is afgesteld. De juiste brillenglazen corrigeren elke oogafwijking perfect. Maar naarmate men ouder wordt, wordt dit steeds moeilijker omdat de oogafwijkingen van ouderen veel meer verschillen. Iemand van 80 jaar kan gewoon niet meer zo goed zien als toen hij of zij 20 jaar was. Naarmate we ouder worden kunnen we niet meer zo scherp zien, nemen we kleuren minder goed waar en hebben we meer moeite met diepte of in het donker zien. Tussen het veertigste en vijftigste levensjaar beginnen de ooglenzen en -spieren hun elasticiteit te verliezen en kunnen we steeds minder scherpstellen op verschillende afstanden. Hierdoor moeten we een boek bijvoorbeeld steeds verder van ons afhouden om het goed te kunnen lezen. Dit wordt alleen maar erger naarmate we ouder worden.
Verschillen kunnen ook optreden als gevolg van ziektes of andere afwijkingen die niet gecorrigeerd kunnen worden door brillen. Bijvoorbeeld cataract, glaucoom of leeftijdsgerelateerde maculadegeneratie. Dus de verschillen in zicht hebben over het algemeen een pathologische achtergrond. Nachtzicht hangt af van hoe goed de staafjes op ons netvlies functioneren. Wanneer het donker wordt, gaat het resterende licht via het hoornvlies en de lens naar het netvlies. Daar wordt het licht dan verwerkt tot signalen voor de hersenen. Dit gebeurt door twee soorten receptoren: de staafjes en de kegeltjes. De kegeltjes zijn verantwoordelijk voor het zicht overdag, de staafjes voor het zicht in het donker. In enkele zeldzame gevallen kan een tekort aan vitamine A ook een verminderd nachtzicht tot gevolg hebben. Als dit tekort is opgeheven, zal het nachtzicht opnieuw verbeteren.
Mannen en vrouwen hebben een andere kleurperceptie
Kleurwaarneming is een uitzondering. Mannen en vrouwen nemen kleuren over het algemeen anders waar. Vrouwen ervaren de wereld bijvoorbeeld in warmere kleuren en kunnen over het algemeen de verschillende tinten rood beter onderscheiden dan mannen. Mannen zijn daarentegen beter in staat om een laag contrast en snelle beweging waar te nemen. Men gaat er vanuit dat dit een evolutionaire achtergrond heeft: in de oertijd moesten de vrouwen bijvoorbeeld rode bessen op een groene struik kunnen zien en moesten mannen jagen. Testosteron speelt ook een bepaalde rol omdat het de vorming van zenuwverbindingen en cellen in het visuele centrum van de hersenen van een ongeboren kind bevordert. Maar binnen elk geslacht zijn een verstoord kleurenzicht en kleurenblindheid verantwoordelijk voor de afwijkingen: als iemand kleurenblind is, kan hij of zij helemaal geen kleuren waarnemen, terwijl een verstoord kleurenzicht een verschuiving in het kleurenspectrum veroorzaakt. De kleuren kunnen worden waargenomen, maar in andere tinten en schakeringen. Dit is een typisch 'mannenprobleem': 8 tot 9 procent van de mannelijke bevolking lijdt aan een rood-groen deficiëntie, dat is aanzienlijk meer dan bij vrouwen (slechts 0,5 tot 0,8 procent).
Dieptezicht voor iedereen?
Hoewel "3D" in films en op televisie momenteel een populair onderwerp is, kan niet iedereen diepte zien. Dit is met name het geval als er één oog beschadigd is en u daarmee niet zo goed ziet als met het andere oog. Soms is het ook moeilijk voor de hersenen om specifieke beelden te verwerken en de typische impressie van diepte te genereren. Vaak is een beetje geduld nodig omdat de hersenen wat tijd nodig hebben om te wennen aan een nieuwe situatie.
Hoe moeten we ons volledig zichtpotentieel gebruiken?
Een andere belangrijke factor is gezichtsscherpte: hoe goed kan ik details onderscheiden? Hiervoor geldt eveneens: zonder de juiste bril kan het zichtpotentieel van de brildrager niet volledig worden benut en zal hij ook details niet kunnen waarnemen. Daardoor treden verschillen in perceptie op die met een bril gecorrigeerd kunnen worden. Inderdaad, het persoonlijk zichtpotentieel van heel veel mensen eindigt niet automatisch op 100 procent, maar kan daar zelfs overheen gaan. Om dit doel te kunnen bereiken, moeten het oogonderzoek en refractieproces zo nauwkeurig mogelijk zijn om ervoor te zorgen dat de brildrager een correctie krijgt die zijn of haar zichtpotentieel maximaliseert. Meer informatie…
Hoe weten we dat de ene persoon anders ziet dan de andere?
Er bestaan verschillende standaardtesten om te bepalen hoe goed we zien. ZEISS gebruikt de i.Polatest®, die kan worden gebruikt om de gezichtsscherpte, diepte- en contrastzicht snel en nauwkeurig te testen. Kleurperceptie wordt getest met de Ishihara-kleurenschijven (ook pseudochromatische schijven genoemd). Dit zijn schijven met gekleurde stippen in verschillende groottes en met verschillende nuances. Mensen met een normaal kleurenzicht kunnen bepaalde cijfers en letters herkennen, terwijl mensen met een beschadigde kleurperceptie dit niet kunnen. Een apparaat, beter bekend als de anomaloscoop kan worden gebruikt om het verstoorde kleurenzicht te bepalen. Het wordt door werkgevers vaak gebruikt voor geschiktheidstesten voor beroepen waarbij kleurenzicht een belangrijke rol speelt (bijv. treinbestuurders, piloten of zelfs elektriciens). Meer informatie…
Het is beduidend eenvoudiger om de gezichtsscherpte te testen die van cruciaal belang is voor onze zichtkwaliteit. In dit geval is het genoeg om naar iets in de verte te kijken: worden de details wel of niet herkend? Opticiens testen dit via de zogenoemde subjectieve refractie: verschillende brillenglazen worden achtereenvolgens voor de ogen geplaatst en er wordt aan de klant steeds gevraagd of hij of zij beter of slechter ziet met het betreffende glas.
Hoe kunnen nachtzicht, dieptezicht en kleurperceptie verbeterd worden?
Op maat gemaakte brillen corrigeren normaal gesproken afwijkingen in nachtzicht, dieptezicht en kleurperceptie. Kleurperceptie kan geoptimaliseerd worden met speciale filterglazen die aangepast zijn aan het persoonlijke verstoorde kleurenzicht van de brildrager. Als de brillenglazen optimaal gemonteerd zijn en voorzien zijn van een ontspiegelingscoating en de huidige refractieve status van de patiënt corrigeren, leveren ze een belangrijke bijdrage aan het verbeteren van de kleurperceptie. Dieptezicht en nachtzicht kunnen ook worden verbeterd met perfect gemonteerde brillenglazen. Het is belangrijk dat de brillenglazen rekening houden met alle bekende visuele defecten (aberraties). Daarom is het essentieel dat deze aberraties vanaf het begin bekend zijn. De i.Profiler® en brillenglazen voorzien van de i.Scription-technologie zijn ideaal voor het identificeren en corrigeren van de aberraties van het oog. Ze zorgen ook voor beter zicht, ook bij slecht licht of in het donker.
Brillenglazen zonder de i.Scription-technologie corrigeren aberraties alleen op basis van de subjectieve refractie. De refractiewaarden worden normaal gesproken bepaald in een goed verlichte omgeving, met behulp van proefglazen. Het brilrecept is daarom geschikt voor daglichtomstandigheden en niet per se bij slechte lichtomstandigheden. Maar de i.Profiler® meet het oog ook met een wijde pupil waardoor het nachtzicht wordt nagebootst. Daardoor wordt de gewenste informatie verkregen. Op die manier krijgt de klant glazen die zowel overdag als bij slecht licht of in het donker een goed zicht bieden. Tegelijkertijd wordt ook vaak de contrastperceptie verbeterd omdat de halo-effecten op het netvlies gereduceerd worden.
Hoewel de i.Profiler® kleurperceptie niet voldoende kan testen omdat het netvlies hierin een belangrijke rol speelt, is aangetoond dat scherp zicht een must is voor de waarneming van volle, diepe kleuren. Dat betekent dat nauwkeurigere brillenglazen in veel gevallen ook leiden tot een betere kleurperceptie.
Overigens, kinderogen (ongeveer vanaf de leeftijd van 4 jaar) hebben ook baat bij de metingen met de i.Profiler®. Omdat het meetproces in hoge mate is geautomatiseerd, kan de opticien zich concentreren op het kind in plaats van op het meetapparaat.
Alleen letsel of aandoeningen zoals cataract, die onvermijdelijk optreden vanaf een bepaalde leeftijd, maken het onmogelijk om de visuele prestaties met behulp van een bril te verbeteren. De ooglens wordt dan dof en troebel. De enige remedie is in dit geval een cataractoperatie, waarbij de troebele ooglens vervangen wordt door een doorzichtige kunstlens.